De earrebarre fan Durk Maat
Vandaag de dag kan Friesland zich verheugen op vele ooievaarsnesten. In Beetsterzwaag zijn zelfs 6 paartjes neergestreken. Maar er zijn ook slechtere tijden geweest. Eind zestiger en begin zeventiger jaren waren er nauwelijks ooievaars in Friesland. Behalve in Luxwoude. Op het land achter de boerderij van Durk Maat nestelde een ooievaarspaartje. Dit nieuws haalde vele malen de krant. De familie Maat had het er maar druk mee.
Dit zijn de eerste regels uit het ooievaarsdagboek van Durk en Janke Maat. Dat jaar werd er 1 ooievaarsjong geboren. Op 15 september vertrok de jonge ooievaar met één van de ouders naar warmere streken. De andere was al 4 dagen eerder vertrokken. In 1967 was het broedseizoen voor ooievaars nog slechter. In heel Nederland waren er slechts 18 door paren bewoonde nesten, waarop 28 jongen werden groot gebracht. Het enige nest in Friesland stond.... jawel in de tuin van de familie Maat, waar twee jongen werden groot gebracht. Het wijfje arriveerde op 19 april en legde een ei op de rand van het nest. Een “roek” heeft dit – overigens onbevruchte ei - geroofd. Twee eieren werden onder het nest gevonden. Later voegde het mannetje zich bij het vrouwtje. Met spanning werden de ooievaars gadegeslagen. Vanaf 8 mei bleef er een ooievaar op het nest zitten. Dat betekende dat er eieren waren. Op 10 juni zag de familie Maat dat de ooievaars aan het voeren waren. Een week later werd 1 snaveltje ontdekt en nog wat later een tweede snaveltje.
Over belangstelling had de familie Maat niet te klagen. Menig liefhebber kwam een plaatje maken. Zelfs een groep Amerikanen, die speciaal voor vogels in het land was, kwam een kijkje nemen.
Meestal brachten de ooievaars twee jongen groot. In 1969, toen er slechts 10 broedparen in heel Nederland waren, kropen er zelfs 3 jongen uit het ei. Volgens kenners een spectaculair aantal.
Maar er waren ook tegenslagen. Zo stierven tijdens de natte zomer het jaar daarvoor 3 jongen aan onderkoeling. Ze werden door de ouders uit het nest gegooid. “Wy hawwe ze begroeven, want je koene se der net lizze litte”, vertelde Janke Maat.
Al jarenlang zijn er ooievaars geweest bij de familie Maat. Al sinds 1930 broedden de vogels er, eerst op de schoorsteen van de boerderij, later op het paalnest. De ooievaars zorgden voor heel wat aanloop. “Minsken kamen by ús yn ‘e tún kofjedrinken en nei de earrebarren te sjen. It wie in hiele sensaasje”, aldus Janke Maat. Ook op rijksweg 43 stopten regelmatig auto’s om het zeldzame tafereel te bekijken.
In 1973 werd, net voor het broedseizoen, het ooievaarsnest door storm vernield. “It Fryske Gea” zegde zowel financiële steun als hulp bij het overeind zetten van de mast toe. Van een door storm gevelde boom uit het Katlijker Schar werd een 10 meter lange paal gemaakt. Met man en macht werd het nest weer op zijn plaats gezet.
Vanaf dat moment verstomde het geklepper van ooievaars in Luxwoude. Het gebruik van pesticiden in de landbouw en de verdroging van de grond deden de vogels de das om. De ooievaar werd met uitsterven bedreigd en het woord “earrebarre” zou waarschijnlijk wel vergeten worden. Zo’n 25 jaar geleden werden ooievaarsstations opgericht. Hier werd de ooievaar met verzorging kunstmatig in stand gehouden. In natuurreservaten werden paartjes uitgezet. Gelukkig zijn er inmiddels alweer vele “wilde” broedparen in Friesland gesignaleerd. Behalve in Luxwoude. Het ooievaarsnest wacht nu al jaren tevergeefs op nieuwe bewoners.
Met dank aan mevrouw Janke Maat voor haar medewerking aan dit artikel.
Grada Homans